Als het totale bedrag van de gunstig geadviseerde dossiers groter zou zijn dan het beschikbare budget stelt de Begeleidingscommissie een rangorde op, op basis van een aantal criteria.
De rangorde wordt voor 20% bepaald op basis van de aanvaarde projectkosten per werknemer die in het potentieel is opgenomen in het kader van een modale verschuiving.
Daarnaast wordt de verwachte procentuele modale verschuiving voor 30% in rekening gebracht.
50% van de weging wordt afhankelijk gemaakt van de inhoudelijke onderbouwing, meer bepaald de inhoudelijke volledigheid van het dossier, de mate waarin het dossier bijdraagt aan het mobiliteitsbeleid op Vlaams niveau in het algemeen en de mate waarin het beantwoordt aan de strategische focus van de projectoproep in het bijzonder.
De minister beslist op basis van het advies van de begeleidingscommissie over de goedkeuring en, in voorkomend geval, de rangorde van de projecten. De minister kan op een gemotiveerde wijze afwijken van het voorgestelde advies.
Elk jaar van de projectduur dient er een opvolgingsrapport te worden ingediend. Dit opvolgingsrapport wordt voor indiening best eerst aan de PMP bezorgd ter advisering. Na indiening formuleert de begeleidingscommissie een advies. De minister (tot en met oproep 9) of de Afdeling Beleid van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (vanaf oproep 10) beslist op basis van het advies over de opvolgingsrapportage. Op het einde van de looptijd wordt er naast de eindrapportering ook een eindafrekening ingediend.
De subsidie wordt in drie schijven uitbetaald:
De minister wil innovatieve fietsstimulerende projecten aanmoedigen en het Pendelfonds gebruiken als een hefboomsubsidiesysteem. Voor de laatste oproep richt het Pendelfonds zich specifiek op projecten die de verbinding tussen het openbaar vervoer en de werkplek verbeteren. Bij deze oproep worden bedrijven die een project uitwerken met focus op de last mile (plooifietsen, steps, innovatie vormen van woon-werkverkeer, … ) aangemoedigd om een dossier in te dienen. Er zal bij deze oproep ook extra aandacht zijn voor bedrijfsoverschrijdende samenwerking tussen bedrijven gelegen op bedrijventerreinen. Ook de kleine en middelgrote bedrijven worden extra aangemoedigd om een project in te dienen bij deze oproep.
Ingediende projecten die vallen onder de scope van de oproep zullen een hogere score krijgen en maken dus meer kans op subsidiëring.
1° infrastructurele ingrepen die functionele fietsverplaatsingen, verplaatsingen met elektrisch aangedreven fietsen of verplaatsingen met een voortbewegingstoestel faciliteren, uitgezonderd overdekte en nietoverdekte fietsenstallingen;
2° de aankoop en leasing van elektrische en niet-elektrische plooifietsen, bedrijfsvoortbewegingstoestellen en elektrisch aangedreven bedrijfsvoortbewegingstoestellen;
3° het gebruik van fietsdeelsystemen;
4° kosten voor het onderhoud van elektrische en niet-elektrische plooifietsen en elektrisch aangedreven voortbewegingstoestellen;
5° de aankoop van uitrusting voor fietsers, voor gebruikers van elektrisch aangedreven fietsen en voor gebruikers van elektrische en niet-elektrische voortbewegingstoestellen;
6° projectcoördinatiekosten;
7° vergoedingen om innovatieve vormen van woon-werkverkeer te organiseren en te gebruiken. Het omvat maatregelen die verschillend zijn van de maatregelen, vermeld in artikel 10, eerste lid, 1° tot en met 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2016 betreffende het Pendelfonds, zijnde:
Zie bijlage bij MB projectmaatregelen oproep 13
Het Pendelfonds wil het duurzaam woon-werkverkeer bevorderen. Projecten die het aantal autoverplaatsingen voor het woon-werkverkeer verminderen, komen in aanmerking voor subsidiëring door het fonds. De focus van het Pendelfonds ligt op het potentieel autosolisten dat de overstap kan maken naar duurzamer woon-werk verkeer.
Dit potentieel overstappende autosolisten wordt berekend op basis van het adres van het bedrijf of overheid en het adres van de werknemer. Op basis van het Vlaams verkeersmodel wordt dan berekend hoe groot het aantal werknemers is dat kan overstappen op een duurzaam vervoermiddel. Op basis daarvan wordt het maximaal aantal werknemers berekend waarvoor een bedrijf subsidie kan aanvragen.
Deze potentieelberekening wordt uitgevoerd door het Provinciaal mobiliteitspunt (PMP). De werknemersgegevens worden door het PMP verwerkt conform de richtlijnen van de Algemene Verordening Gegevensverwerking en worden niet aan derden doorgegeven.
Subsidie voor sensibilisatie is niet mogelijk.
Elke mede-indiener dient inderdaad sociaal overleg te organiseren. Hieronder meer informatie over het bewijs van sociaal overleg: